Duurzaamheid een farce zonder fatsoenlijke prijzen
Geschreven door Jos Harmsen, Supply & Development Manager, Stichting Max Havelaar
Maandag 1 oktober is het de Internationale Dag van de Koffie. Een dag waarop alles wat met koffie te maken heeft centraal staat en we de vrouwen en mannen die in deze sector werkzaam zijn eren. Een dag waarop de koffie-industrie zichzelf een spiegel zou moeten voorhouden.
Problemen te over
Een duurzame koffiesector kent vele uitdagingen. De positie van vrouwen in de koffieteelt moet beter, de productiviteit en koffiekwaliteit omhoog, productie aangepast op klimaatverandering, de CO2 uitstoot beperkt, jongere generaties werkzaam houden in de sector, enz. Om al deze uitdagingen aan te pakken zijn investeringen vereist. Investeringen die koffieboeren onmogelijk kunnen doen. Want hoe kan een koffieboer over een duurzame toekomst nadenken als hij niet weet of hij vandaag genoeg te eten heeft?
Lage prijzen
De gemiddelde prijs van koffie is al jaren laag, rond de 1,20/1,40 dollar per pound, terwijl de kosten van inputs als nieuwe plantjes of mest, belastingen en inflatie immer stijgen. De prijscrash van afgelopen maand, waarin de koffieprijs naar een dieptepunt van <1 dollar per pound zakte, zet de toch al fragiele situatie van koffieboeren op scherp. Zij verkopen hun koffie ver onder kostprijs en dreigen nu jaarlijks meer dan 11 miljard dollar aan inkomen mis te lopen.
De twee grootste koffieproducerende landen, Brazilië en Colombia, luidden gezamenlijk de noodklok. De koffie-industrie houdt zich opvallend stil. Wat een contrast met 2016, toen 'koffieroest' tot een extreme daling van de oogsten in Midden-Amerika leidde. De koffie-industrie kwam direct in actie.
Doekje voor het bloeden
Zodra het aanbod in het geding komt, staan handel en industrie vooraan in de rij om productiviteitsprojecten op te starten. Uit onderzoek van Fairtrade blijkt echter dat zo’n eenzijdige focus op productiviteit niet loont: met de huidige lage prijzen stelt het boeren, zelfs mét substantieel hogere productiviteit, nog altijd niet in staat een leefbaar inkomen te verdienen.
Duurzaamheidsprojecten zijn maar al te vaak een bliksemafleider voor het onderliggende probleem. Volgens de Koffiebarometer (ref.) investeert de industrie jaarlijks zo’n 350 miljoen dollar in duurzaamheid. Afgezet tegen de inkomensderving van boeren van 11 miljard biedt de industrie slechts een doekje voor het bloeden. Projecten zijn per definitie eindig, het belang van de boer wordt niet gediend. Zo blijft de essentie van het armoedeprobleem bestaan.
Duurzaamheid heeft een prijs
Met de huidige prijzen blijft de situatie desastreus voor mens en milieu. Er zal geen jongere minder van het platteland vertrekken, de beperking van CO2 uitstoot zal niet noemenswaardig zijn, er zal onvoldoende geïnvesteerd kunnen worden in productiviteit, kwaliteit en klimaataanpassingen. Van échte duurzaamheid is pas sprake wanneer de boerenbedrijven structureel een dusdanig financiële basis hebben dat zij zélf de mogelijkheid hebben te investeren in een duurzame toekomst.
Ik wil beslist niet claimen dat Fairtrade de zaligmakende oplossing is. Het is op dit moment wél het enige initiatief dat met keiharde regels ten aanzien van de betaling aan koffieboeren zo duidelijk ingrijpt op prijs. Met een marktaandeel in Nederland van een schampere 5% is dit echter ook een druppel op de gloeiende plaat. De industrie zou zich en masse moeten committeren aan het betalen van fatsoenlijke prijzen aan de koffieboeren. Via Fairtrade, of wat mij betreft op andere manieren, maar laat het zien!
Dát zou pas een eerbetoon zijn aan de koffieboer op de Internationale Dag van de Koffie.