Bananenboeren weren schimmelziekte met bodemverbetering

Bananenboeren weren schimmelziekte met bodemverbetering

Cover afbeelding voorBananenboeren weren schimmelziekte met bodemverbetering

Geschreven door Jos Harmsen, Supply & Development, Fairtrade Nederland.

Spontaan een bananenplantage in Latijns-Amerika bezoeken, dat is er tegenwoordig niet meer bij. Tijdens ons laatste bezoek aan Ecuador werden we bij aankomst al buiten de plantage staande gehouden. De banden van onze auto werden intensief geïnspecteerd en schoon gespoten. Daarna mochten we de plantage alleen betreden via een voetbad dat onze schoenen moest ontsmetten en na het grondig wassen van onze handen. Het hele boerenbedrijf bleek tevens volledig met hekken omheind. De angst zit er behoorlijk in bij bananenboeren.

Angst

Oorzaak van de angst is de zich steeds verder uitbreidende bananenschimmelziekte Fusarium Tropical Race 4 (TR4). Zo’n 80% van alle bananen wereldwijd zou er vatbaar voor zijn. Opgedoken in Azië werd de schimmel in 2019 ook in Latijns-Amerika geconstateerd, eerst in Colombia en een jaar later in Peru. Latijns-Amerika is de belangrijkste regio voor de teelt van onze bananen, waarvan we er in Nederland jaarlijks zo’n 10 kilo per persoon eten. Een besmetting zal de aanvoer van bananen danig verstoren. Bovendien zal dat het inkomen van duizenden boeren in de bananenproducerende landen in gevaar brengen, die volledig afhankelijk zijn van de bananenteelt. Maar ook de grote bananenbedrijven zullen daardoor fors getroffen worden.

Bananenziekte

Fusarium TR4 is een ziekte die ontstaat in de bodem en vervolgens de wortels en stam van bananenplanten aantast. Het blokkeert het opnemen van water en voedingsstoffen, waardoor de plant uiteindelijk afsterft. Eerder veroorzaakte TR1 de vernietiging van de Gros Michel-banaan, die tot ver in de 20e eeuw de belangrijkste exportbanaan was. De banaan werd toen vervangen door de Cavendish, die tegen TR1 resistent was. In de jaren negentig verscheen de nieuwe schimmel TR4 op het toneel, die de Cavendish en ook andere bananensoorten aantast. De ziekte wordt gemakkelijk verspreid via bodemdeeltjes, landbouwwerktuigen, schoenen, kleding, voertuigen, dieren, water of plantmateriaal. Sporen kunnen jarenlang in de bodem overleven en kunnen niet verwijderd worden of efficiënt gecontroleerd. Isolatie en bescherming van gezonde plantages is de enige remedie. Bovendien bestaat er geen andere bananenvariant die immuun is voor TR4 en de Cavendish op grote schaal zou kunnen vervangen. Zadenbanken met uitgangsmateriaal voor nieuwe variëteiten ontbreken om de Cavendish in te kunnen ruilen. “We zijn terug bij af”, concludeerde de Wageningse onderzoeker Gert Kema daarom al eerder.1 “Er is geen genetische variatie. Het zijn klonen geteeld in extreme monoculturen. Bijgevolg zijn alle exemplaren even gevoelig voor schimmelziektes.” De angst voor TR4 bij boeren en handel is dus danig gegrond.

Oplossingen?

Naarstig wordt er naar andere oplossingen gezocht. Grote bananenondernemingen als Chiquita, Fyffes en Fresh Delmonte zoeken samen met universiteiten en onderzoekers over de hele wereld naar alternatieven en naar betere managementtechnieken om de schimmel buitenspel te zetten. Voortdurend komen er berichten in het nieuws over de zoektocht naar ziekteresistente bananen. Zo claimen onderzoekers van de universiteit in Brisbane (Australië) onlangs dat ze via genetische modificatie TR4-resistente bananen hebben ontwikkeld.2 In Nederland is de Universiteit van Wageningen en een onderzoeksbedrijf als Keygene volop betrokken. Bananen afkomstig van hun projecten werden afgelopen jaar zelfs al in lokale supermarkten verkocht. De hoop bestaat dat deze onderzoeken op termijn een oplossing zullen bieden. Maar kritiek is er ook. “Grote producenten staren zich blind op het behoud van de Cavendish en de praktijk daaromheen”, aldus Kema uit Wageningen. De meeste pogingen zoeken de oplossing voor de schimmel in technische oplossingen. Maar er zijn ook andere geluiden. Hans Willem van der Waal, directeur van het bananenbedrijf AgroFair dat als eerste Fairtrade bananen op de markt bracht, meent dat de teelt van Cavendish-bananen in combinatie met andere planten en bomen ook een oplossing kan zijn. “Bij het bestrijden van de schimmelziekte kijkt AgroFair, naast andere opties, ook naar het beëindigen van de monocultuur in bananen, dat een van de redenen is waarom TR4 zich zo ongebreideld verspreid.”3

Preventie Fairtrade bananenboeren

Producentenlanden waren er zich al lang van bewust dat TR4 hun regio vroeger of later zou bereiken en hadden al verschillende preventiemaatregelen genomen. Met het eerste concrete geval in Colombia zijn verdere maatregelen genomen, zoals controle in de havens, op vliegvelden en wegen, het desinfecteren van containers en voertuigen en training aan boeren in het veld om nieuwe gevallen op te kunnen sporen. Fairtrade ondersteunt producenten volop om de TR4-dreiging het hoofd te bieden, want bijna 92% van de Fairtrade bananen komt uit Latijns-Amerika van meer dan 200 gecertificeerde boerenorganisaties. Het Fairtrade producentennetwerk in Latijns-Amerika, CLAC, voert al enkele jaren campagne om middelen te mobiliseren en noodplannen uit te voeren. Via verspreiding van educatiemateriaal, workshops, trainingen in het veld en allerlei veiligheidsprotocollen wordt alles gedaan om verspreiding van de ziekte te voorkomen. En de bananenplantages hebben die adviezen serieus genomen, zoals we uitgebreid konden ervaren tijdens ons bezoek aan Ecuador. De maatregelen betekenen forse extra kosten voor de bananentelers, die vooral voor de kleine bananenboeren moeilijk zijn op te brengen. Ingewijden schatten de extra kosten zelfs op 12 tot 15 dollarcent per doos.

Programma bodemverbetering

Omdat TR4 vanuit de bodem de bananenplanten aantast, is CLAC al in 2014 een programma gestart om de bodem te verbeteren en de kleinschalige boerenbedrijven meer weerbaar te maken tegen plagen en ziektes. Tegelijk heeft dit ‘Productivity Improvement Program’ (PIP) als doel de productiviteit te verhogen, die vooral onder kleine boeren laag is. Redenen zijn die slechte gezondheid van de bodem door het brede gebruik van chemische middelen, gebrek aan bodemprogramma’s, de sterk voortgaande teloorgang van natuurlijke bronnen, de effecten van klimaatverandering en de traditionele manier om plagen en ziektes te bestrijden. Het PIP-programma behelst het gezond en vruchtbaar maken van de bodem door micro-organismen en organisch materiaal toe te voegen dat in de regio beschikbaar is. CLAC heeft gekozen voor componenten van biologische productie om de teelt ook duurzamer te maken. Uiteindelijk zal het programma het inkomen van de boeren moeten verbeteren door een hogere productie per hectare, resulterend in dalende vaste kosten per doos bananen. Meer verkopen zal tevens meer inkomsten genereren, zoals Fairtrade premiebedragen, zodat er ook op sociaal gebied investeringen mogelijk worden. Tenslotte zal het de kwaliteit van de bananen ten goede moeten komen, gunstig voor de concurrentiepositie van de boeren. Bijkomende maar belangrijke voordelen zijn de reductie van de hoeveelheid chemische middelen, minder CO2-uitstoot en watergebruik. Tegelijkertijd ziet CLAC in de TR4-dreiging ook een kans om de bananensector duurzamer te maken, waarin ze Fairtrade boeren een leidende rol ziet spelen. Voor de uitvoering en uitbreiding van het PIP-program levert de Fairtrade premie van 1 dollar per verkochte doos bananen een belangrijke bijdrage.

“Voor ons, kleinschalig werkende boeren, betekent TR4 dat we ons gewas dreigen te verliezen. Maar omdat we georganiseerd zijn in coöperaties, staan we sterker en zijn we in staat voorzorgsmaatregelen te treffen in een wijde regio. We zijn momenteel druk bezig onze leden en werknemers te leren hoe de ziekte te identificeren en te voorkomen. In ons Fairtrade plan staan preventie en diversificatie binnen de boerenbedrijven voorop. Al sinds 2015 zijn we betrokken bij het PIP-programma dat ons tegen lage kosten voor TR4 moet behoeden. Als organisatie moeten we deze benadering versterken en meer middelen inzetten om deze activiteiten verder op te schalen.” – Henry Medardo Fernandez Guerrero, bananenboer van Fincas del Oro in Ecuador.

Resultaten PIP

CLAC begon het programma in een 17-tal coöperaties van kleinschalige boeren in zeven bananenproducerende landen in Latijns-Amerika (Colombia, Costa Rica, Ecuador, Panama, Peru, Dominicaanse Republiek en de Winward Eilanden). Het programma blijkt erg succesvol. Gemiddeld is de productie per hectare met 36% gestegen. Elke hectare levert nu  met ruim 2.000 dozen meer dan 550 extra dozen bananen. Daarmee zijn de vaste kosten met gemiddeld US$ 1,24 per doos oftewel bijna US$ 2.500 per hectare afgenomen. Het bruto inkomen van telers steeg daardoor met ruim US$ 3.700 per hectare. Als de extra volumes onder Fairtrade zijn verkocht, leverde het de coöperatie voor elke hectare nog eens meer dan US$ 550 extra op. Los van de financiële baten werd de kwaliteit en vruchtbaarheid van de bodem hersteld, werd 35% minder chemische landbouwmiddelen gebruikt, werd het irrigeren van de percelen met 50% verminderd en steeg de biodiversiteit in de bodem met 300% in de eerste twaalf maanden. Het PIP-programma blijkt dus een heel belangrijke en efficiënte manier om ziekteverwekkers in de bodem beheersbaar te houden, het watergebruik en de CO2-uitstoot te reduceren en ook de capaciteit om bananenplantages adequaat te managen flink te versterken. Recente studies geven daarom goede hoop dat boeren met hun PIP-programma ook TR4 onder controle kunnen houden.

[1] www.wur.nl/nl/nieuws/Toch-toekomst-voor-de-banaan.htm
[2] https://agraria.pe/noticias/prueban-primer-banano-tipo-cavendish-resistente-al-marchitam-25120
[3] www.freshplaza.com/article/9197085/sustainability-in-bananas-from-a-joke-to-a-serious-selling-point